De allereerste grap bij de allereerste standupshow die ik ooit bijwoonde was: ‘Stond laatst iemand op mijn antwoordapparaat. Hele ding stuk!’ Hele zaal, en ik ook, in een deuk. Volgens mij was het een grap van Marc Scheepmaker. Van de rest van de show kan ik me absoluut niets meer herinneren, maar een grap vertellen en dat er zo hard om werd gelachen. Wauw.
Antwoordapparaat? Ja ja, het was heeeeel lang geleden. Ik ben niet zo’n held in het nemen van een initiatief, dus tussen het moment dat ik verzon dat ik ook een keer wilde standuppen en het moment dat ik daadwerkelijk voor het eerst voor een publiek en achter een microfoon stond… lichtjaren.
Ik schrijf al mijn hele leven. Maar een computerscherm lacht niet terug als je net een geweldige grap hebt getypt. En ik kwam weken later wel eens iemand tegen die dan zei: goed stuk! Maar ik had eigenlijk in zijn kamer willen zitten toen hij het stuk las. Lachte hij wel? Lachte hij wel op de goede momenten? Geen idee.
Niet dat ik verwachtte ooit genoeg moed te verzamelen om me voor een open mic aan te melden. Met mijn angst om op de voorgrond te treden? Met mijn uitstraling van verpakkingsmateriaal? Met mijn stem? Versterkt? No way.
Bij toeval kwam ik iets tegen over een Summer Course standup comedy. Met als afsluiting een heus optreden in een comedyzaal. De cursus was de week erop al. Dit was het moment.
Er waren vijf cursisten en evenveel comedians/docenten. Ik was er, en een jongen die al een tijdje speelde en zijn halve set al uit zijn hoofd kende, en een jongen die opgegeven was door zijn vriendin, en een jongen die opgegeven was door zijn therapeut (‘doe iets buiten je comfort zone!’), en een jongen die opgegeven was.
De eerste drie deelnemers haalden de eindstreep. The Boys of Summer. Van de andere twee was er een zijn therapeut in elkaar aan het slaan. Op zaterdag was het optreden. Mijn eerste 8 minuten.
Lange inleiding he? Bite me.
Ik had een hoop vrienden uitgenodigd, omdat dat de kans verkleinde dat ik op het laatste moment zou wegrennen. En ik had hard geoefend, zelfs voor de spiegel. Heel confronterend.
Daar stond ik dan. Stijf van de adrenaline: van het rijtje vechten – vluchten – verstijfd staan, bleek ik een natuurtalent in het laatste. De basis van mijn huidige act trouwens. Had dus helemaal geen vrienden hoeven uitnodigen.
Eerst even tien oneliners. Na de tweede was ik de rest al kwijt. Gelukkig had ik nog een spiekbriefje. Er werd soort van bemoedigend bedoeld gelachen. Ik vond dat maar niets. Het leidde enorm af. Was bang om de draad kwijt te raken. Heb dus geen lach gehoord, nu ik er zo over denk. En daar deed ik het toch voor. Kwam ik iets losser toen ik wat verhaaltjes vertelde? Niet echt. Maar mijn slotgrap leverde een open doekje op en daarna zweefde ik het podium af. Er schijnen ook andere comedians gespeeld te hebben. Niets van gemerkt.
Ik heb niet geteld hoe vaak er ‘Wat dapper dat je er staat’ werd gezegd, maar dat waren dus de eerste recensies. Na een glas cola nam ik een besluit: avondvullend nog een keer. En dan wel genieten van de lach. Lukt redelijk inmiddels.